-
1 cluster
n. groep; tros; (in computers) cluster, een verzameling eenheden voor het opslaan van gegevens op een computer disk--------v. zich groeperen, zich scharencluster1[ klustə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 groep ⇒ tros, zwerm, cluster♦voorbeelden:————————cluster22 in bosjes groeien ⇒ in een groep groeien/zijn/staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 a cluster of bees
-
3 an army of bees
-
4 army
n. leger[ a:mie] 〈meervoud: armies〉♦voorbeelden:be in the army • bij het leger zijnjoin/go into the army • in dienst treden -
5 hive
n. (bijen-)korf--------v. samenleven[ hajv]♦voorbeelden:¶ what a hive of industry! • wat een drukte/nijverheid!
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский